Zorg in de palliatieve fase vraagt om een persoonlijke benadering. Zeker wanneer er sprake is van een andere cultuur en andere gewoontes. Mustafa Bulut is geestelijk verzorger in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ) in Tilburg en geeft scholingen over interculturele zorg. “Zorg dat je mensen echt ziet om wie ze zijn en weet wat je patiënt nodig heeft. En kies je woorden zorgvuldig. De Nederlandse directheid wordt niet door iedereen gewaardeerd.”
Wat is goede zorg rondom de dood? Dat is een vraag die niet eenvoudig te beantwoorden is. “Wat wij in Nederland beschouwen als goede zorg, wordt door andere culturen lang niet altijd op dezelfde manier gezien”, vertelt Bulut. “Neem bijvoorbeeld het gebruik van morfine. In Nederland beschouwen we het geven van pijnbestrijding als goede zorg, zodat mensen niet hoeven te lijden. In verschillende religies – christendom, jodendom, de islam – wordt daar verschillend over gedacht. Voor sommige gelovigen heeft het lijden een waarde. Dat vinden artsen ingewikkeld, want hun eed nodigt uit om het lijden zo veel mogelijk te verzachten.”
Individu of gemeenschap
Ook op andere gebieden kijken culturen verschillend naar leven en dood. “Nederland is individualistisch”, vertelt Bulut. “Dat komt ook zo naar voren in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De patiënt is autonoom en beslist zelf over het leven. Als de patiënt iets wil en zegt, dan staat dat centraal. Maar in veel culturen draait het meer om de gemeenschap en is het gezamenlijk beslissen veel belangrijker: het gaat om gedeelde autonomie. Daar zal je vaker horen dat mensen eerst met hun familie willen overleggen. Tussen de -individualistische- wet en de collectivistische behoefte van de patiënt, zul je de balans moeten vinden”, aldus Bulut.
Hard en direct
Het taalgebruik is van groot belang. Nederlanders zijn direct en praten ook over taboe-onderwerpen, wat de dood in sommige culturen is. “Nederland is het meest directe land in slechtnieuwsgesprekken. Daarom kunnen wij als de top in hardheid en directheid gezien worden. Als je te hard bent door bijvoorbeeld rechtstreeks te zeggen ‘u komt te overlijden’, dan komt de boodschap bij sommige mensen niet aan. Je geeft die mensen als het ware een te zware ballast, waardoor ze je daarna niet meer kunnen volgen in het gesprek. Mijn uitnodiging aan artsen is: maak wat zwaar is licht. Breng het op een andere manier. Als je bijvoorbeeld zegt ‘uw situatie is ernstig en we maken ons veel zorgen’, dan weten mensen vaak wel genoeg. Als ze meer willen weten, dan vragen ze dat wel.”
Niets opdringen
Buluts tip is om zachtere bewoordingen te gebruiken en stap voor stap te kijken wat de patiënt teruggeeft. Vragen aan de patiënt wat hij wil weten en luisteren naar wat hij zegt. “Als de patiënt praat over godsdienst of dat het in Gods handen is, dan weet je dat religie een heel belangrijke rol speelt”, legt Bulut uit. “Vraag wat dat betekent voor iemand.” Ook als religie een minder grote of geen rol speelt, kan de communicatie rondom de zorg anders zijn dan we in Nederland gewend zijn. “In Nederland vertellen we heel veel. We vinden dat patiënten het recht hebben om alles te weten. Maar dat betekent niet dat ze ook alles móéten weten. Als patiënten iets niet willen weten, wie zijn wij dan om het ze op te dringen door het ze wel te vertellen. Laat mensen maar vragen stellen, of vraag zelf aan ze wat ze willen weten.”
Begin met vertrouwen
Daarnaast is het scheppen van vertrouwen van groot belang. “In de eerste 10 seconden van de eerste kennismaking vormen mensen al een impressie van de ander”, vertelt Bulut. “Als die goed is, leidt dat tot vertrouwen. Dat doe je door ten eerste persoonlijke ruimte te respecteren. Niet meteen te dicht op iemand, maar eerst een meter afstand houden. Kijk ten tweede niet teveel direct in de ogen. Dat is ook iets typisch Nederlands, maar is bij andere culturen niet normaal. Zeker mensen die ongeneeslijk ziek zijn kunnen ontzettend kwetsbaar zijn. Oogcontact kan dan bedreigend overkomen. Ten derde: ga niet direct de hand schudden. We willen meteen contact maken maar dat hoeft helemaal niet. Tot slot, spreek de naam alsjeblieft goed uit. Ook al zijn buitenlandse namen soms ingewikkeld, de patiënt voelt zich niet gezien als je zijn of haar naam verkeerd uitspreekt.”
Mustafa Bulut spreekt verder over dit onderwerp in de masterclass ‘De Dokter en de Dood’ op 17 mei 2024. Meer weten? Bekijk hier het programma en de andere sprekers >
Bron: Marjolein Streur-Kranenburg